Wat moet ik nou met Pieter?

Martijn* zit de laatste tijd een beetje met Pieter*. Prima jongen, hoor, die Pieter; jonge gast, slim, serieus, net afgestudeerd. Heeft een contract aangeboden gekregen nadat hij heel succesvol zijn afstudeeropdracht op de afdeling van Martijn vervulde. Maar sinds hij in dienst is, lijkt het allemaal wat minder te worden. Wat hij aan werk krijgt, doet hij prima, maar hij toont zo weinig initiatief. Pieters gedrag (of gebrek daar aan), begint Martijn steeds meer te irriteren en hij weet niet of hij Pieters contract wel wil verlengen.

We bekijken dit samen eens vanuit een paar invalshoeken; (1) Wat weet je over Pieter? (2) Wat weet je over jezelf en je valkuilen? (3) Wat wil je met Pieter en wat denk je dat daarvoor nodig is? en (4) Hoe zorg je dat je gaat doen wat je weet dat je moet doen?

1. Wat weet je over Pieter?

Eens kijken of we een inschatting kunnen maken van wat Pieter nodig zou kunnen hebben en waar Martijns valkuilen zitten om dat te kunnen geven.

We staan o.a. stil bij social styles, bij taakvolwassenheid, bij waarden… Een model waar we houvast aan kunnen hebben, is het model van situationeel leidinggeven van Hersey en Blanchard.

Martijn ziet vrij snel dat Pieter op ontwikkelingsniveau “De ontgoochelde leerling” lijkt te zitten – een nieuwe medewerker die na een voortvarende start de eerste negatieve ervaringen opdoet bij een zelfstandige taakuitvoering en daardoor aan motivatie en zelfvertrouwen verliest.

2. Wat weet je over jezelf?

Martijn is een gewaardeerde leidinggevende, proactief, energiek, resultaatgericht. Hij heeft het volste vertrouwen in zijn medewerkers en roept dat ook regelmatig. Hij is zeker niet het type micro-manager, hij geeft mensen graag de vrijheid.

“Ik geef het liefst aan wat het resultaat moet worden. Hoe mensen dat resultaat bereiken, daar bemoei ik me liever niet mee. Ik werk met volwassen mensen, die hoef ik toch niet alles tot in detail uit te leggen. Als ze me nodig hebben, dan weten ze me wel te vinden”. De leiderschapsstijl die hem makkelijk afgaat, is de stijl “Delegeren”.

Welke waarden worden geraakt? Martijn vindt pro-activiteit belangrijk. Geen wonder dat het klaarblijkelijke gebrek daaraan bij Pieter, hem enigszins irriteert. De irritatie verdwijnt al snel als Martijn ziet dat het wellicht geen gebrek aan pro-activiteit is, maar veel meer voortkomt uit onzekerheid en onervarenheid.

Welke waarden zorgen voor Martijns gedrag? Martijn werkt graag vanuit vertrouwen en geeft veel vrijheid. Hij ziet dat zijn stijl van leidinggeven goed werkt bij ervaren, zelfstandige professionals, maar bij nieuwkomers wellicht kan overkomen als ongeïnteresseerd en niet ondersteunend.

Wat nog meer? Tijdens ons gesprek hoor ik Martijn dingen zeggen als “Ik wil ook niet te bemoeizuchtig zijn”. “Ik ben bang dat ik hem beledig als ik teveel uitleg, hij is toch geen kleuter?”. “Ik wil hem niet betuttelen”.

Hij merkt zelf dat hij daar vrij zwart-wit in lijkt te denken, alsof er geen middenweg is tussen volledig vrij laten en volkomen verstikken. Ook herkent hij zijn eigen valkuil van het “denken voor de ander”.

3. Wat wil je voor Pieter en wat denk je dat daarvoor nodig is?

“Ik wil eigenlijk de Pieter terug die bij ons afstudeerde. Ik weet dat hij het kan, en ik wil hem helpen om goed te functioneren. Het liefst zou ik hem natuurlijk als medewerker behouden.”

Martijn ziet in dat het zou helpen als hij zowel qua taakinhoud als in mentale ondersteuning iets dichter bij Pieter blijft, zodat Pieter zowel zijn bekwaamheid als ook zijn zelfvertrouwen op kan bouwen.

4. Hoe zorg je dat je gaat doen wat je weet dat je moet doen?

Martijn is enthousiast. Hij ziet nu het plaatje en zijn rol daarin.

Hij ziet ook dat hij een structuur nodig heeft om te voorkomen dat hij in de waan van de dag, en met alle goede intenties, in zijn vertrouwde stijl en valkuilen stapt.

Hij neemt zich voor om iedere week op een vast moment met Pieter te gaan zitten, om te zien waar hij mee bezig is, te vragen hoe hij dingen denkt aan te gaan pakken en hem advies te geven waar nodig.

Voortvarend stort hij zich al bijna weer in zijn valkuil “Denken voor de ander”. En dan volgt wellicht het belangrijkste inzicht:

“Weet je wat, ik ga eerst maar eens met Pieter praten. Hem vertellen wat ik zie, wat ik voor hem wil, en hém vragen wat hij van mij nodig heeft  om goed te kunnen functioneren en zich te ontwikkelen”.

* Voorbeeld beschreven met toestemming van “Martijn”, wegens privacy onder verzonnen namen.



Verder praten of lezen? Plan een belafspraak of schrijf je in: